Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 38590/10 - 24-05-2016

Samenvatting

In een arrest van 24 mei 2016 beslist de Grote Kamer van het EHRM dat Denemarken de artikelen 14 EVRM juncto 8 EVRM heeft geschonden, omdat een Deense man van Togoleese origine, zich niet kan herenigen met zijn Ghanese vrouw, door de zogenaamde Deense 28-jaarregel.
 
Feiten: Gezinshereniging geweigerd want echtgenote voldoet niet aan de “bindingsvereiste”
In Denemarken is de gezinshereniging met Deense onderdanen sinds 2000 aan een zogenaamde “bindingsvereiste” onderworpen. Dit betekent dat beide gezinsleden (Deense en derdelander) samen meer banden met Denemarken moeten hebben dan met een ander land. Denen die al 28 jaar of langer de Deense nationaliteit bezitten zijn van de bindingsvereiste vrijgesteld (dit is de zogenaamde “28-jaarregel”). Zo kan de heer Biao, Deen van Togolese afkomt, sinds 2003 geen verblijf op basis van de gezinshereniging bekomen voor zijn Ghanese vrouw. Meneer Biao is in 1993 in Denemarken aangekomen en kreeg in 2002 de Deense nationaliteit. In 2003 ontmoette hij zijn Ghanese vrouw in Ghana en huwde hij met haar. Hun zoon, geboren in 2004, is ook een Deen op basis van de nationaliteit van zijn vader. De gezinshereniging werd in 2003 geweigerd omdat, aldus de Deense overheid, het koppel meer banden heeft met Ghana (waar mevrouw altijd geleefd heeft en meneer tussen de leeftijd van 6 tot 21 jaar) dan met Denemarken. Nadat de weigering werd bevestigd door de Deense rechters, is de verzoeker naar het Europees Hof voor de rechten van de Mens gestapt. In een eerste arrest van 25 maart 2014, hebben de rechters met vier stemmen tegen drie, beslist dat er geen sprake was noch van discriminatie noch van een schending van het gezinsleven in hoofd van de Deense autoriteiten. Op verzoek van dhr. Biao is de zaak naar de Grote Kamer van het EHRM doorverwezen. Door de weigering van de gezinshereniging is hij samen met zijn vrouw naar Zweden gegaan. Sindsdien moet de verzoeker sinds 2003 elke dag tussen Malmö in Zweden (waar hij woont) en Kopenhagen (waar hij werkt) pendelen.
 
 Schending 14 EVRM juncto 8 EVRM: geen zwaarwegende redenen voor onderscheid op basis van etnische origine
 
Het EHRM stelt vast dat, volgens de 28-jaarregel, bepaalde categorieën vrijgesteld kunnen zijn van de bindingsvereiste: de in Denemarken geboren Deense onderdanen en Denen van buitenlandse origine, die beiden al 28 jaar de Deense nationaliteit bezitten. De 28-jaarregel (die intussen tot 26 jaar beperkt wordt) heeft dus onrechtstreeks nadelige gevolgen op Denen van buitenlandse origine, omdat die pas 28 jaar nadat ze de Deense nationaliteit gekregen hebben, vrijgesteld zijn (terwijl  Denen van geboorte vrijgesteld zijn op leeftijd van 28).
 
Hoewel de Deense wet geen etnisch criterium bevat, stelt het EHRM vast dat de 28-jaarregel wel nadeligere gevolgen met zich meebrengt voor Denen met een niet-Deense etnische origine. Een etnisch onderscheid is alleen toelaatbaar als er zwaarwegende redenen voor bestaan die los staan van etnische afkomst. In die omstandigheden rust de bewijslast op de regering die moet aantonen dat het verschil in behandeling op objectieve factoren gebaseerd wordt, die niets te maken hebben met de etnische afkomst. Hoe kan men beoordelen dat een Deense burger met een migratieachtergrond voldoende geïntegreerd is in de maatschappij zodat de integratie van de partner, die via gezinshereniging komt, succesvol zal verlopen?
 
Volgens het EHRM mag het criterium van de duur sinds wanneer de gezinshereniger Deen is (28 jaar of minder) nooit als enig criterium gebruikt worden. In casu hebben de Deense autoriteiten beslist dat de 28-jaarregel geen onevenredige gevolgen hadden aangezien de verzoeker nog maar  2 jaar de Deense nationaliteit had. Ze hielden geen rekening met andere integratiefactoren zoals zijn lang verblijf (9 jaar) en werk (6 jaar) in Denemarken, zijn kennis van de landstaal, zijn huwelijk met een Deense vrouw gedurende 4 jaar, de opleidingen die hij gevolgd heeft, enz. Bovendien stelt het EHRM ook vast dat de rechtvaardiging van de 28-jaarregel door de Deense overheid zich op vooroordelen baseert: het “huwelijkspatroon” van Denen van buitenlandse origine, die vaak met een persoon van hun herkomstland trouwen, zou tot meer sociaal isolement en onaangepastheid ten aanzien van de Deense maatschappij leiden. Dit zou de integratie van die nieuwkomers moeilijker maken dan bij andere, volgens de Deense wetgever.
 
Het EHRM benadrukt dat vooroordelen of gestereotypeerde houdingen van de meerderheid geen rechtvaardiging kunnen vormen voor ongelijke behandeling van genaturaliseerde staatsburgers. Bovendien, merkt het EHRM op dat, uit een rechtsvergelijkende studie blijkt dat geen Europees land, behalve Denemarken, een verschil maakt tussen zijn eigen onderdanen op basis van de manier waarop ze het burgerschap hebben gekregen (via geboorte of via een naturalisatieprocedure) om de voorwaarden van de gezinshereniging te bepalen.
 
Het EHRM beslist met een meerderheid van twaalf rechters (op zeventien), dat Denemarken niet heeft aangetoond dat het verschil door zwaarwegende redenen gerechtvaardigd wordt, die los staan van etnische afkomst. Zo is artikel 14 juncto artikel 8 van het EVRM geschonden. De verzoeker moet een schadevergoeding van 6.000 euro krijgen. Vier rechters van de minderheid verdedigen een formalistischere interpretatie van het begrip discriminatie in een afwijkende opinie.