Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 1056/15 - 25-10-2016

Samenvatting

Het EHRM veroordeelde op 25 oktober 2016 Rusland voor een schending van artikel 8 EVRM (recht op gezins- en privéleven), omdat de Tadzjiekse echtgenoot van een Russische vrouw 19 maanden was uitgesloten van het Russische grondgebied. De verzoekers hebben daarbij nooit de gelegenheid gekregen hebben om de proportionaliteit van de maatregel door de rechtbanken te laten onderzoeken De verzoekers krijgen in totaal 10.000 euro schadevergoeding toegekend.
 
Feiten : Inreisverbod door Rusland van Tadzjiekse man getrouwd met Russische vrouw
 
De heer Dzhurayev, een Tadzjiekse burger, heeft in 1995 Tadzjikistan verlaten richting Rusland. In 1998 werd hij veroordeeld tot 8 jaar gevangenis wegens drugsmokkel. De veroordeling werd in 2011 gewist van zijn strafblad. De verzoeker heeft een relatie met mevrouw Shalkova. In 2006 kreeg het koppel een kind. Hun huwelijk is in 2009 door de Russische autoriteiten geregistreerd. Meneer Dzhurayev is lid van de Tadzjiekse bond van Rusland, een vereniging die culturele banden tussen Tadzjikistan en Rusland promoveert. Hij verbleef in Rusland op basis van een tijdelijke verblijfstitel die regelmatig werd verlengd. In 2013 gaat hij naar Tadzjikistan voor een kort bezoek. Bij zijn terugkomst verneemt hij dat hij het land niet meer mag binnentreden “om redenen van staatsdefensie of staatsveiligheid, of om de openbare orde of de volksgezondheid te beschermen”. Hij krijgt geen andere informatie over de bevoegde autoriteit of de duur van het inreisverbod.  
 
Maandenlang heeft mevrouw Shalkova brieven naar verschillende Russische veiligheidsdiensten moeten sturen om de bevoegde autoriteit te identificeren. Nadat alle Russische procedures uitgeput zijn, diende het koppel een verzoekschrift in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Op 10 januari 2015 kon hij opnieuw het Russische grondgebied binnentreden. Voor het EHRM roept het koppel een schending van artikel 8 EVRM in (recht op gezins- en privéleven).
 
Artikel 8 recht op gezinsleven: schending
 
De Russische regering beschouwde de verzoeker als een gevaar voor de nationale veiligheid. De nationale hoven hebben bevestigd dat de uitsluiting van verzoeker van het grondgebied op basis van die elementen gerechtvaardigd was. Die redenen werden echter nooit aan dhr. Dzhurayev bekend gemaakt, zelfs niet tijdens de interne gerechtelijke procedure. De algemene bewering dat hij een gevaar vormde was in de praktijk dus onmogelijk te betwisten.
 
Het EHRM stelt vast dat de Russische rechtbanken een louter formeel onderzoek op de administratieve beslissing hebben uitgeoefend. De nationale rechters hebben de vage en niet bewezen informatie van de veiligheidsdienst nooit in vraag gesteld. Rusland weigerde ook om die concrete elementen aan het EHRM over te maken. In die omstandigheden, en door het gebrek aan voldoende garanties in de interne procedures, kan het EHRM niet aanvaarden dat de verzoeker een gevaar voor de nationale veiligheid vormt.
 
Het EHRM merkt op dat de verzoeker gedurende 19 maanden is uitgesloten van het Russische grondgebied. De inmenging in zijn familieleven is volgens het EHRM niet te onderschatten, rekening houdend met de duur van zijn verblijf in Rusland en met het feit dat zowel zijn vrouw als zijn zoon de Russische nationaliteit bezitten. De duur van het inreisverbod was door de verzoekers niet gekend tot de procedure in hoger beroep. Het EHRM stelt vast dat de verzoekers nooit de gelegenheid gekregen hebben om de proportionaliteit van de maatregel door de rechtbanken te laten onderzoeken. Ze hebben dus niet kunnen genieten van de procedurele waarborgen gelinkt aan artikel 8 EVRM. Het EHRM besluit vervolgens dat het inreisverbod niet “noodzakelijk in een democratische samenleving” is en Rusland artikel 8 EVRM heeft geschonden.