Hoe lang heb je recht op maatschappelijke integratie?

In het kort

Om het recht op maatschappelijke integratie te blijven genieten, moet je je bevinden in één van de volgende situaties:

  • een verblijfsrecht hebben van meer dan 3 maanden als EU-burger, zijn familielid of een familielid van een Belg,
  • ingeschreven zijn in het bevolkingsregister,
  • erkend zijn als vluchteling 
  • of een regelmatig verblijf hebben als staatloze of subsidiair beschermde.

Einde maatschappelijke integratie

Als je je verblijfsrecht verliest, heb je geen recht meer op maatschappelijke integratie.

Ambtshalve schrapping

Ben je ambtshalve geschrapt en ontving je daarvoor maatschappelijke integratie? Dan blijf je recht hebben op maatschappelijke integratie als:

  • uit het sociaal onderzoek blijkt dat je het land niet verlaten hebt of de termijn voor je recht op terugkeer niet verstreken is en
  • je nog steeds een verblijfsrecht van meer dan drie maanden hebt

Enkel als je om maatschappelijke integratie te ontvangen ingeschreven moet zijn in het bevolkingsregister, verlies je je recht op maatschappelijke integratie bij schrapping uit het rijksregister. In dat geval kan je wel aanspraak maken op maatschappelijke dienstverlening.

Verlies recht op maatschappelijke integratie

Je verliest je recht op maatschappelijke integratie als jeniet meer alle voorwaarden vervult. Je bent bijvoorbeeld niet langer behoeftig, werkbereid of je hebt geen verblijfsrecht meer.

Schrapping wegens verlies verblijfsrecht

Word je uit het rijksregister geschrapt omdat je verblijfsrecht is ingetrokken en heb je een schorsend beroep (bijlage 35) tegen deze beslissing ingediend? Dan heb je tijdens de beroepsprocedure geen recht (meer) op maatschappelijke integratie. Je kan wel aanspraak maken opmaatschappelijke dienstverlening. 

Schorsing uitbetaling leefloon

Het OCMW schorst de uitbetaling van je leefloon als je

  • als je gedurende meer dan vier (al dan niet opeenvolgende) weken per kalenderjaar in het buitenland verblijft. Als je langer dan één week in het buitenland verblijft, moet je dit aan het OCMW melden. De uitbetaling van het leefloon is dan nog gewaarborgd voor die periode die in totaal niet meer dan vier (al dan niet opeenvolgende) weken per kalenderjaar mag betreffen;
  • in een instelling (ten laste van de overheid) wordt geplaatst in uitvoering van een vonnis, of
  • als straf van je vrijheid wordt beroofd.

Het OCMW kan de uitbetaling van je leefloon ook geheel of gedeeltelijk schorsen als administratieve sanctie wanneer:

  • je bestaansmiddelen waarvan je het bestaan kent niet aangeeft,
  • je onjuiste of onvolledige verklaringen die het bedrag van het leefloon beïnvloeden aflegt, of
  • je (zonder wettige reden) de verplichtingen opgenomen in je integratiecontract niet naleeft. Nadat je daartoe werd aangemaand en het advies van de maatschappelijk werker die belast is met het dossier werd ingewonnen.

Bijvoorbeeld: Als het OCMW je het volgen van Nederlandse les heeft opgelegd in een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) en je leeft deze schriftelijke verplichting zonder wettige reden niet na, dan kan het OCMW je leefloon na aanmaning schorsen.   

Je hebt het recht gehoord te worden voordat het OCMW je een administratieve sanctie oplegt.

De schorsing van de uitbetaling van het leefloon gaat in:

  • ten vroegste op de dag volgend op de kennisgeving van de OCMW-beslissing aan de betrokkene en
  • ten laatste op de eerste dag van de derde maand volgend op de OCMW-beslissing

Het OCMW kan zijn beslissing tot schorsing van de uitbetaling van het leefloon geheel of gedeeltelijk uitstellen.

Wanneer een sanctie in het kader van het niet-naleven van het GPMI wordt uitgesteld en de voorwaarden verbonden aan het uitstel geschonden worden binnen de periode waarvoor het uitstel werd toegekend, begint de uitvoering van de sanctie ten laatste op de eerste dag van de zesde maand volgend op de beslissing van het OCMW waarbij het uitstel wordt toegekend.  

Daarnaast kan je een gevangenisstraf en/of een geldboete oplopen als:

  • je met bedrieglijk opzet verzuimt om bestaansmiddelen aan te geven waarvan je het bestaan kende. Of onjuiste of onvolledige verklaringen hebt afgelegd die het bedrag van het leefloon beïnvloeden.
  • wetens en willens valse verklaringen aflegt of valste attesten opmaakt over je gezondheids- of sociale toestand om aan een leefloon te geraken, zonder dat je daar recht op hebt.