Hof van beroep Antwerpen - 2015/AR/2593 - 13-06-2016

Samenvatting

Artikel 4 van het K.B. van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken (B.S. 21 januari 2013) bepaalt welke verblijfsdocumenten in aanmerking komen als bewijs van het wettelijk verblijf in de zin van artikel 7bis, paragraaf 2, eerste lid, 2° WBN.
 
Hieronder valt niet het attest van immatriculatie zodat deze verblijfstitel principieel niet meetelt als wettelijk verblijf in het kader van de nationaliteitswetgeving.
 
Een duidelijke wettekst behoeft geen verdere interpretatie zoals terecht gesteld door appellant.
 
Een attest van immatriculatie kan in de vreemdelingenwet niet gezien worden als een eigenlijke verblijfstitel die een vreemdeling werkelijk toelaat of machtigt om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven of om er zich te vestigen.
 
(…)
 
Een attest van immatriculatie is overigens niet gelijk te stellen met een bijlage 15 zoals ten onrechte gesteld door de eerste rechter.
 
Er is immers een logische reden waarom in dit geval hier juist een attest van immatriculatie wordt afgeleverd en geen bijlage 15.
 
Die bijlage 15 wordt namelijk wel afgeleverd wanneer een buitenlander met een visum gezinshereniging naar België komt en zich wenst in te schrijven.
 
In het geval dat een buitenlander met een visum gezinshereniging naar België komt, is in het kader van de visumaanvraag immers reeds onderzocht of betrokkene in aanmerking komt voor verblijfsrecht in België en of alle randvoorwaarden op basis van de juiste documenten zijn vervuld.
 
(…)
 
Verder wordt in het bestreden vonnis verwezen naar het zogenaamde declaratief karakter van de F-kaart die impliceert dat men van bij de aanvraag geacht wordt gerechtigd te zijn geweest op verblijf.
 
Er wordt daarbij verwezen naar rechtspraak van het Europees Hof van Justitie en het Grondwettelijk Hof.
 
Het betreft hier echter rechtspraak in de specifieke context van het vreemdelingen- en verblijfsrecht.
 
Geen enkele Europese of verdragsrechtelijke bepaling kan België verplichten om de fictie van het declaratief en retroactief karakter van het verblijf ook toe te passen op de Belgische nationaliteitswetgeving.
 
Ter zake is de Belgische wetgever volledig vrij om voorwaarden te bepalen waaronder iemand de Belgische nationaliteit kan verkrijgen.
 
Daarbij mocht de Belgische wetgever probleemloos beslissen dat een periode van verblijf op basis van een attest van immatriculatie niet in aanmerking wordt genomen.