Hof van Cassatie - C.13.0042.F - 27-05-2016

Samenvatting

In arrest nummer 1/2012 van 11 januari 2012 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat een staatloze die onvrijwillig zijn nationaliteit is verloren en kan aantonen dat hij geen legaal verblijfsrecht kan bekomen in een andere staat waarmee hij een band heeft, zich in een situatie bevindt die zijn grondrechten schendt, waardoor het verschil in behandeling met erkende vluchtelingen niet redelijk verantwoord is. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat deze situatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre voor staatlozen geen verblijfsrecht bestaat gelijkaardig aan dat van vluchtelingen in de zin van artikel 49 Vw.
 
De rechtbank dient elke wettelijke lacune die door het Grondwettelijk Hof als ongrondwettig werd vastgesteld te vermijden, wanneer hij hieraan tegemoet kan komen binnen het bestaande wettelijke kader om ervoor te zorgen dat de wet conform artikel 10 en 11 wordt toegepast.
 
Na te hebben vastgesteld dat verzoeker een staatloze is, stelt het bestreden arrest dat de gewone rechtbanken niet bevoegd zijn om te oordelen over de vraag van de verzoeker om hem een verblijfsrecht in België toe te kennen, omdat noch het Staatlozenverdrag, noch de vreemdelingenwet aan de erkende staatloze een verblijfsrecht garanderen.
 
Door op deze manier het recht op verblijf aan de verzoeker te ontkennen, zonder te onderzoeken of hij onvrijwillig zijn nationaliteit verloren is en kan aantonen dat hij geen legaal verblijf in een andere staat waarmee hij een band heeft kan verkrijgen, schendt de bestreden beslissing de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
 
Het middel is gegrond.