Regels m.b.t. de identificatie van klanten

Wetgevend kader

De antiwitwaswetgeving verplicht de banken om bij het openen van de rekening de klant te identificeren. We zetten de regelgeving hierover op een rijtje.

  • Antiwitwasrichtlijn: Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering
  • Antiwitwaswet: Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten

    Deze nieuwe wet is een omzetting van de Europese antiwitwasrichtlijn.

  • Antiwitwasreglement: Reglement van de Nationale Bank van België (NBB) van België van 21 november 2017 betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Dit werd vastgelegd in het koninklijk besluit (KB) van 10 december 2017 tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 21 november 2017 betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
  • 'Commentaar en aanbevelingen' van de Nationale Bank over de 'Identificatie en Identiteitsverificatie'
  • Circulaire van 12 juli 2016 van de Nationale Bank, Opinie van de Europese Bank Autoriteit (EBA) on the application of customer due diligence measures to customers who are asylum seekers from higher-risk third countries (EBA-Op-2016-07)
  • De FAQ van Febelfin over de basisbankdienst voor asielzoekers en vluchtelingen

Identificatie in functie van het risico

De Antiwitwaswet bepaalt dat banken hun cliëntacceptatiebeleid moeten afstemmen op het risico op het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Dit risico moet voor elke klant afzonderlijk bepaald worden:

  • Als de bank het risico hoog inschat moet ze hogere eisen stellen aan de identificatie. In dat geval kan ze meer en meer betrouwbare informatie vragen.
  • Bij een lager risico mag ze lagere eisen stellen. In elk geval moet de bank haar klanten van elke andere persoon kunnen onderscheiden.

De identificatie heeft minimaal betrekking op de naam, de voornaam, de geboortedatum en geboorteplaats en, in de mate van het mogelijke, het adres (Art. 26§2, 1° AWW). Maar elke bank bepaalt zelf welke informatie en documenten er in functie van het risiconiveau van de klant moet worden ingewonnen. Dit moet ze vastleggen in haar interne procedures. Deze nieuwe risico-georiënteerde benadering van cliënten sluit het gebruik van een lijst met identiteitsdocumenten die een bank moet aanvaarden uit. 

Inschatting van het risico

Banken zijn net als alle andere financiële dienstverleners in de Europese Unie verplicht om voor elke cliënt in te schatten wat het risico is op het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Het risico kan ‘laag’, ‘standaard’ of ‘hoog’ zijn. Om die inschatting te maken wordt gekeken naar risicofactoren die eigen zijn aan:

  • de persoon. Om die reden zal de bank aan de cliënt informatie vragen over zijn beroepsactiviteit en het doel van de rekening.
  • het financieel product. De basisbankdienst is een financieel product met bepaalde beperkingen en bedoeld voor financiële inclusiedoeleinden. Dit soort product vormt een indicatie van een potentieel lager risico (Bijlage II Antiwitwaswet).
  • het land of regio waar de cliënt vandaan komt. Landen met veel corruptie, criminele en/of terroristische activiteiten kunnen een indicatie voor een hoog risico (Bijlage III Antiwitwaswet).

Afhankelijk van het uiteindelijke risiconiveau moet de bank meer of minder eisen stellen aan de identificatie en aan de monitoring van verdachte transacties. Een verdachte transactie is bijvoorbeeld een betaling of overschrijving die niet strookt met het cliëntenprofiel.

Het is niet de bedoeling om cliënten uit een land met een hoog risico automatisch te weigeren. Volgens de Europese Bank Autoriteit is de toegang tot een rekening juist belangrijk in de strijd tegen het witwassen van geld en het terrorisme. Financiële transacties dreigen anders ondergronds te gaan .

Daarom adviseert de NBB om voor asielzoekers uit dergelijke landen de financiële dienstverlening te beperken. Een basisbankdienst is één van de mogelijkheden.

Welke identiteitsdocumenten?

Om de banken te helpen bij de correcte toepassing van de antiwitwaswetgeving heeft de NBB commentaren en aanbevelingen inzake identificatie en identiteitsverificatie op haar website geplaatst. Ze zijn juridisch niet bindend. Als de banken deze richtlijnen niet volgen, moeten ze wel kunnen aantonen dat ze de Antiwitwaswet en het Antiwitwasreglement terzake niet schenden. De NBB houdt toezicht op de naleving van deze regelgeving.

De NBB adviseert de banken om de identiteit in de regel te verifiëren aan de hand van een nationale identiteitskaart of paspoort, op voorwaarde dat de echtheid op voldoende wijze gecontroleerd kan worden.

In specifieke gevallen kunnen andere documenten aanvaard worden voor cliënten:

  • bijvoorbeeld voor cliëntendie wachten op de afgifte van hun identiteitskaart of paspoort
  • of cliënten die geen identiteitskaart of paspoort hebben

In dergelijke gevallen kan de identiteit aangetoond worden door:

  • documenten uitgegeven door Belgische autoriteiten. De NBB verduidelijkt dat het gaat om documenten uitgereikt door de Belgische autoriteiten waarbij de identiteit op rechtsgeldige wijze kan worden geverifieerd naargelang het verblijfsstatuut. De NBB verwijst in dit verband naar de verblijfsdocumenten en de andere bijlagen van het Verblijfsbesluit. Verblijfsdocumenten krijgen de voorkeur op de andere bijlagen. Vermoedelijk omdat die meer garanties bieden op de juistheid van de gegevens. De NBB benadrukt wel dat de andere bijlagen van het Verblijfsbesluit bij een ‘standaard risico’ slechts als bewijsstuk kunnen aanvaard worden, indien ze worden gestaafd door andere bewijsstukken. Dit wordt niet verder gepreciseerd. 
    Om te vermijden dat de toegang tot de financiële dienstverlening wordt ontzegd aan personen die zich in België in een precaire (verblijfs)situatie bevinden, is de NBB van mening dat de identiteit van deze persoon kan worden geverifieerd aan de hand van de bijlagen van het Verblijfsbesluit die als weinig betrouwbaar worden beschouwd, op voorwaarde dat het risico laag is en de bank passende maatregelen heeft genomen om het risico op misbruik van de rekening te beperken. De NBB verwijst in dit verband naar de situatie van asielzoekers en naar personen die niet beschikken over een identiteitskaart of een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister.
  • documenten uitgegeven door buitenlandse autoriteiten. De NBB geeft hierover geen verdere toelichting.
  • Om de vereiste mate van betrouwbaarheid te bereiken kan een bank meerdere documenten opvragen.
  • Een foto of kopie van een identiteitsdocument kunnen bij een ‘standaard risico’ niet aanvaard worden, tenzij de bank bijkomende bewijsstukken opvraagt en aantoont dat ze hiermee voldoende zekerheid heeft ingebouwd.
  • Documenten die gebruikt worden voor de identificatie mogen niet verstreken zijn.

De bank moet de verzamelde identiteitsgegevens ook regelmatig verifiëren. Dit kan in de meeste gevallen via het rijksregister.

Volgens Febelfin is de identificatie ook mogelijk met een 'Attest van tijdelijke bescherming', zie FAQ van Febelfin over de basisbankdienst voor asielzoekers en vluchtelingen

Opmerking

Uit het voorgaande leiden wij af dat cliënten in de meeste gevallen hun identiteit zullen kunnen bewijzen met volgende documenten:

  • Nationale identiteitskaart of paspoort
  • Elektronische verblijfskaart

Wie deze documenten niet heeft, gebruikt best:

De geldigheidstermijn van deze documenten mag niet verstreken zijn.

Dit overzicht van documenten staat ook in de FAQ van Febelfin over de basisbankdienst voor asielzoekers en vluchtelingen. Maar over het paspoort schrijft Febelfin dat dit slechts ‘uitzonderlijk en ten voorlopige titel’ als identiteitsbewijs aanvaard kan worden. Dit is gebaseerd op de oude regelgeving en strookt niet met de huidige aanbevelingen van de NBB. Mogelijks zal Febelfin de FAQ aanpassen.

Het adres

Het adres maakt deel uit van de identificatie. De Antiwitwaswet bepaalt dat informatie over het adres ‘in de mate van het mogelijke’ moet worden ingewonnen (Art. 26§2, 1° Antiwitwaswet). Maar een bank zal bij het openen van een rekening bijna altijd het adres opvragen. Europese wetgeving verplicht banken om bij elke geldovermakingen het adres van de betaler te kennen.

De NBB stelt in haar commentaren en aanbevelingen dat, wanneer het bewijsstuk aan de hand waarvan de identiteit van de cliënt wordt geverifieerd ook zijn adres vermeldt, dit document logischerwijs ook als pertinente informatiebron over het adres kan worden beschouwd. Zoniet zal doorgaans een verklaring van de cliënt over zijn adres volstaan. Bij een hoog risico moet de bank meer zekerheid in bouwen. De NBB  suggereert om in dat geval de juistheid van het adres te verifiëren door bijvoorbeeld een brief te schrijven naar dit adres en de geadresseerde te vragen om het aangehecht ontvangstbewijs terug te sturen. De rekening zou dan pas na het antwoord gebruikt kunnen worden.