DVZ licht diverse praktijken toe in een overleg met Agentschap Integratie en Inburgering

Op 28 april 2016 had het Agentschap Integratie en Inburgering samen met de Franstalige NGO Ciré een overleg met de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). Tijdens dit overleg lichtte DVZ zijn actuele praktijken toe met betrekking tot diverse thema’s. Ons verslag van dit overleg werd nagekeken en goedgekeurd door DVZ begin juli 2016. Opgelet: de administratieve praktijken en standpunten van DVZ zijn geen wetgeving en kunnen op elk moment wijzigen.

Hierna volgen de meest interessante uittreksels van het verslag:

Inreisverbod en gezinshereniging

  • Familieleden van Unieburgers en Belgen die gebruik maakten van hun recht op vrij personenverkeer: zij kunnen steeds een aanvraag gezinshereniging indienen, ook bij een eerder opgelegd inreisverbod. DVZ zal de aanvraag ten gronde onderzoeken en kan de aanvraag eventueel weigeren om redenen van openbare orde als het familielid een actueel gevaar vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
  • Familieleden van derdelanders en Belgen die géén gebruik maakten van hun recht op vrij personenverkeer: volgens DVZ is artikel 74/12 §1 Verblijfswet (Vw) en de Terugkeerrichtlijn van toepassing. Dat betekent dat deze familieleden volgens DVZ géén aanvraag gezinshereniging in België kunnen indienen. Zij moeten eerst het bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) uitvoeren en in het herkomstland de opheffing van hun inreisverbod vragen. Slechts in uitzonderlijke situaties aanvaardt DVZ dat een familielid de aanvraag voor een opheffing van een inreisverbod kan indienen in België. Bijvoorbeeld als het gaat om de ouder van een minderjarig Belgisch kind en de terugkeer van de ouder naar zijn herkomstland tot gevolg zou hebben dat het minderjarig Belgisch kind gedwongen wordt België te verlaten. Dit laatste zal enkel het geval zijn als het kind niet kan verblijven bij de andere ouder of andere familieleden in België. Deze uitzondering kwam er na een tussenkomst van de federale ombudsman.

Veel beslissingen van DVZ, waarin hij weigerde een aanvraag gezinshereniging in overweging te nemen omwille van een niet-opgeheven inreisverbod, werden intussen vernietigd door de RvV. DVZ weigert zich echter neer te leggen bij deze rechtspraak en diende tal van cassatieberoepen in bij de RvS. Daarnaast stelde de RvV verschillende prejudiciële vragen over deze kwestie aan het HvJ. DVZ blijft bij zijn standpunt in afwachting van de uitspraken van het HvJ en de RvS.

Procedure opheffing inreisverbod

  • De aanvraag voor de opheffing van een inreisverbod is niet onderworpen aan bepaalde vormvereisten. Bijgevolg kan de aanvraag gebeuren bij eenvoudige brief die samen met de visumaanvraag ingediend moet worden op de Belgische diplomatieke post.
  • Als het gaat om een visumaanvraag gezinshereniging is een formele brief zelfs niet nodig. DVZ zal de (impliciete) vraag voor een opheffing sowieso onderzoeken vooraleer het de aanvraag gezinshereniging behandelt.
  • DVZ zal het inreisverbod steeds opheffen wanneer aan de voorwaarden van het gevraagde verblijf voldaan is (vb. gezinshereniging, studentenverblijf enz.)
  • Vreemdelingen vrijgesteld van de visumplicht kunnen de opheffing van een inreisverbod rechtstreeks vragen aan de bevoegde dienst van DVZ vanuit hun herkomstland.

Gezinshereniging en bestaansmiddelenvoorwaarde

Tegemoetkoming voor personen met een handicap: DVZ neemt een tegemoetkoming voor personen met een handicap niet meer in aanmerking voor de berekening van de bestaansmiddelen bij gezinshereniging. De beleidswijziging is een gevolg van een arrest van de RvS waarin de Raad deze uitkering kwalificeerde als “sociale bijstand” (RvS 12/08/15, nr. 232.033). Een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt wel nog aanvaard door DVZ.

Inkomen uit artikel 60-tewerkstelling: DVZ aanvaardt een inkomen uit een tewerkstelling o.b.v. artikel 60 OCMW-wet nooit als bewijs van stabiele en voldoende bestaansmiddelen bij een aanvraag gezinshereniging, ook niet als de refertepersoon in België internationale bescherming geniet. Anders is het voor verlengingen van verblijf o.b.v. gezinshereniging: dan houdt DVZ wel rekening met inkomsten uit een artikel 60-tewerkstelling.

Inkomen uit zelfstandig werk: DVZ houdt ook rekening met de loopbaan van een zelfstandige (duur van de zelfstandige activiteit enz.) en is strenger voor startende zelfstandigen omdat zij vaak nog geen “stabiele” bestaansmiddelen hebben.

Zelfstandige natuurlijke personen moeten volgende documenten overmaken:

  • Aanslagbiljet (code 1600)
  • Kopies van facturen
  • Bewijs betaling sociale zekerheidsbijdragen

Zelfstandige bedrijfsleiders moeten volgende documenten overmaken:

  • Aanslagbiljet (code 1400)
  • Uittreksel van het Belgisch Staatsblad waaruit blijkt dat de persoon bedrijfsleider is
  • Bewijs betaling sociale zekerheidsbijdragen
  • Fiscale (loon)fiche 281.20
  • Rekeninguittreksels die de regelmatige storting van vergoedingen bewijst en een document t van een boekhouder of het sociaal secretariaat

Uitkering net onder 120% leefloon: soms ligt het bedrag van een uitkering (bv. pensioen) op het moment van de aanvraag gezinshereniging net onder de wettelijke referentienorm van 120% leefloon, maar zal het bedrag erboven komen te liggen nadat het familielid in België aangekomen is. DVZ beoordeelt de inkomenseis op het tijdstip van de aanvraag gezinshereniging, maar de toekomstige stijging van de uitkering na de gezinshereniging is wel een element waarmee DVZ rekening kan houden in het kader van de individuele behoefteanalyse (op voorwaarde dat het bewijs hiervan voorgelegd wordt).

Inkomen familielid: in principe houdt DVZ enkel rekening met het inkomen van de referentiepersoon. Maar in een aantal gevallen verplicht de Verblijfswet DVZ om ook het inkomen van het familielid dat gezinshereniging vraagt, mee in overweging te nemen:

  • Een aanvraag gezinshereniging ingediend door een familielid van een langdurig ingezeten derdelander (zie art. 10 §3 Vw) of een familielid van een houder van een blauwe kaart (art. 10bis § 4 Vw)
  • Bij een eventuele beëindiging van het verblijfsrecht houdt DVZ steeds rekening met het inkomen van het familielid zelf, zoals bepaald in de richtlijn Gezinshereniging.

Beperkt herzieningsbeleid bij weigeringen gezinshereniging

Sinds de invoering van de administratieve retributie op 2 maart 2015 wil DVZ weigeringen gezinshereniging alleen nog herzien in een van de volgende gevallen:

  • de weigering is gebaseerd op het niet bewijzen van de registratie van de huurovereenkomst;
  • de weigering is gebaseerd op een niet-conform mutualiteitsattest;
  • de weigering is gebaseerd op het ontbreken van de toestemming bij gedeeld recht van bewaring

DVZ zal zijn beslissing alleen herzien wanneer het juiste of ontbrekende document aan DVZ overgemaakt wordt binnen de drie maanden na de weigeringsbeslissing én de aanvrager voldoet aan alle andere voorwaarden voor gezinshereniging. Opgelet: de termijn van drie maanden wordt niet meegedeeld aan de aanvrager in de weigeringsbeslissing van DVZ.

Erkenning buitenlands huwelijk en aanvraag gezinshereniging

Sommige gemeenten weigeren nog steeds onterecht een procedure gezinshereniging op te starten zolang ze voorafgaandelijk geen beslissing genomen hebben over de (al dan niet) erkenning van het buitenlands huwelijk. De gemeente vraagt dan eerst advies aan het parket, wat maanden in beslag kan nemen. Volgens DVZ mag een gemeente niet weigeren om onmiddellijk de aanvraag gezinshereniging te registreren en dit los van (het tijdstip van) de beslissing over de erkenning van het huwelijk. DVZ heeft dit standpunt ook zo gecommuniceerd aan de gemeenten. Opmerking van het AII: het standpunt van DVZ komt overeen met de wil van de Belgische wetgever en het standpunt van de Europese Commissie.

Gezinshereniging en buitengewone omstandigheden

Een familielid van een erkend vluchteling bevindt zich volgens DVZ niet automatisch in “buitengewone omstandigheden” die rechtvaardigen dat de aanvraag gezinshereniging in België ingediend wordt. Dit zal dus altijd geval per geval bewezen en beoordeeld moeten worden.

Ouder van Belgisch minderjarig kind – bewijs gezinscel

Als de ouder van een Belgisch minderjarig kind gezinshereniging vraagt met zijn kind en er niet mee samenwoont, moet hij op andere manieren ‘reële banden’ aantonen tussen hemzelf en zijn kind. Aangezien ‘affectieve banden’ moeilijk te beoordelen zijn door DVZ, aanvaardt DVZ dat financiële banden een manier zijn om de ‘affectieve banden’ te bewijzen. Volgens DVZ nemen zij zelfs een minieme financiële bijdrage in aanmerking, zelfs als dit betaald wordt met OCMW-steun. DVZ voert geen onderzoek naar de bestaansmiddelen van de ouder, enkel de impact van een financiële bijdrage op het leven en de opleiding van het kind. De ‘affectieve banden’ mogen echter ook op andere manieren bewezen worden, bv. met schoolattesten, bezoeken aan het kind (ongeacht of dit kadert in een bezoekrecht), een verklaring van de andere ouder dat de reële banden tussen de ouder en het kind bevestigt, de effectieve betaling van alimentatiegeld als dit opgelegd werd door een vonnis, enz.

Toestemming bij gedeeld recht van bewaring

De andere houder van het recht van bewaring kan zijn toestemming geven bij gewone brief waarin hij expliciet toestemt dat het minderjarig kind in België mag komen wonen. De toestemming moet niet gelegaliseerd zijn, wel vertaald. Als de toestemming niet bekomen kan worden, bv. omdat de andere houder verdwenen is, verwittigt DVZ de ambassade van het herkomstland van het kind. Dit om kinderontvoeringen te vermijden.

Soepeler visumbeleid voor Syriërs

Syrische onderdanen kunnen hun visumaanvraag indienen bij verschillende Belgische consulaten: in Turkije (Ankara en Istanbul), in Jordanië (Amman) en in Libanon (Beiroet).

Visa om humanitaire redenen

In 2015 keurde DVZ 80% van de aanvragen voor een visum om humanitaire redenen goed. Het gaat zowel om visa kort verblijf als lang verblijf. Het grootste deel van deze visa wordt afgegeven aan Syriërs.

Pre-opvang en pre-registratie van asielzoekers

Er is geen “pre-opvang” meer van asielzoekers in WTC III. Wel zijn asielzoekers nog het voorwerp van een “pre-registratie” bij hun eerste aanmelding bij DVZ. Vervolgens moeten ze één nacht verblijven in Neder-Over-Heembeek in pre-opvang. Pas op de tweede dag wordt hun asielaanvraag formeel geregistreerd en krijgen ze een bijlage 26 en een code 207. Dit geeft de overheid één dag de tijd om een veiligheidsscreening te doen. Alleen kwetsbare personen worden onmiddellijk geregistreerd.

Klachten over onredelijk lange behandeling 9bis-aanvraag

Wie een klacht neerlegt bij de federale Ombudsman wegens de lange behandelingsduur van een aanvraag artikel 9bis Verblijfswet zal soms eerst doorverwezen worden naar de klachtencoördinator van DVZ. Als DVZ ook dan geen beslissing neemt binnen een redelijke termijn zal de federale Ombudsman de klacht behandelen. Het gaat om een werkafspraak tussen DVZ en de federale Ombudsman.

Voor alle andere klachten blijft de federale Ombudsman bevoegd en zal het de klacht onmiddellijk behandelen.

Wijziging van hoedanigheid binnen zelfde verblijfsstatuut

Vaak wijzigen personen van hoedanigheid binnen eenzelfde verblijfsstatuut, bv. iemand met een F kaart als echtgenoot wijzigt naar de hoedanigheid van ouder van een minderjarig Belgisch kind of een EU-beschikker van voldoende bestaansmiddelen verandert naar de hoedanigheid van EU-werknemer. Deze wijzigingen van hoedanigheid worden niet geregeld in de Verblijfswet.

Volgens DVZ blijven dergelijke personen meestal in het bezit van hun oud verblijfsdocument. In de meeste gevallen wordt de wijziging van hoedanigheid niet geregistreerd in het rijksregister.

In ieder geval geeft DVZ geen instructie aan gemeenten om het oude verblijfsdocument in te trekken en een nieuwe verblijfsprocedure op te starten.

Visumaanvraagformulieren

DVZ erkent dat de huidige formulieren voor aanvragen van visa (in het algemeen) onduidelijk opgesteld zijn. De formulieren zullen binnenkort vereenvoudigd worden.