RvV vernietigt inreisverbod wegens schending van recht op gezinsleven

In arrest nr. 166.717 van 28 april 2016 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een inreisverbod wegens:

  • schending van het recht op een familie- en gezinsleven (artikel 8 EVRM)
  • onvoldoende motivering in het licht van artikel 8 EVRM

Feiten

De 9bis-aanvraag van een afgewezen Congolese asielzoeker werd in 2011 voor een tweede keer onontvankelijk verklaard. Kort daarna kreeg hij een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) met inreisverbod van 3 jaar.

Na een correctionele veroordeling in 2013 werd hem nog tot drie maal toe een BGV betekend.

In juli 2015 werd betrokkene opgesloten nadat het Hof van Beroep hem veroordeeld had tot een effectieve gevangenisstraf van 2 jaar.

Op 15 oktober 2015 gaf Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) hem een BGV met inreisverbod en vasthouding met het oog op repatriëring (bijlage 13septies), en een BGV met inreisverbod (bijlage 13sexies).

Tegen beide beslissingen stelde hij bij de RvV:

  • een beroep in uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) en
  • een gewone vordering tot annulatie en schorsing in.

De UDN-beroepen tegen beide beslissingen werden verworpen.

Wat de gewone vorderingen tot schorsing en annulatie betreft:

  • verklaarde de RvV zich onbevoegd voor het beroep ingesteld tegen de detentiemaatregel. De vordering werd op dat punt bijgevolg onontvankelijk verklaard.
  • verklaarde de RvV het beroep tegen het BGV onontvankelijk wegens zonder voorwerp omdat betrokkene in november 2015 werd gerepatrieerd. Volgens de RvV is een BGV slechts één keer uitvoerbaar en verdwijnt het uit de rechtsorde wanneer het effectief werd uitgevoerd.
  • nam de RvV het beroep tegen het inreisverbod in behandeling.

Analyse RvV

Volgens de RvV had betrokkene er belang bij een beroep tegen het BGV en het inreisverbod in te stellen:

  • Het tweede inreisverbod is immers geen loutere uitvoeringsmaatregel van het eerste inreisverbod. Het eerste inreisverbod moet beschouwd worden als impliciet ingetrokken door de afgifte van het tweede inreisverbod. Twee inreisverboden kunnen niet naast mekaar bestaan in de rechtsorde.
  • Zelfs wanneer DVZ een gebonden bevoegdheid heeft om een BGV of inreisverbod af te leveren, gaat het niet om een absolute verplichting:
    • DVZ moet bij het nemen van een uitwijzingsmaatregel rekening houden met het hoger belang van het kind, het familieleven, de gezondheidssituatie van de betrokkene en de fundamentele rechten neergelegd in internationaal juridische instrumenten die België binden (artikel 74/13 Vw).
    • DVZ kan bovendien beslissen in individuele gevallen geen inreisverbod op te leggen, omwille van humanitaire redenen (artikel 74/11, §2 Vw).
    • In de gevallen waarin DVZ een inreisverbod moet afleveren, houdt deze verplichting geen automatisme in maar behoudt DVZ een zekere mate van appreciatiebevoegdheid.
  • De duur van een inreisverbod kan schade veroorzaken en bijgevolg kan een beroep ertegen gerechtvaardigd zijn.
  • Bij het bepalen van de duur van het inreisverbod moet rekening gehouden worden met de omstandigheden van het geval (artikel 74/11, §1 Vw). Een BGV kan vergezeld gaan van een inreisverbod van vijf jaar in geval van een ernstig gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid. De Terugkeerrichtlijn verplicht dat daarbij een individueel onderzoek wordt uitgevoerd, alle omstandigheden van het geval in rekening worden gebracht en het proportionaliteitsbeginsel wordt gerespecteerd.

De RvV was van mening dat het opgelegde inreisverbod een inbreuk uitmaakte op het privé- en gezinsleven van betrokkene:

  • Het privé- en familieleven van de betrokkene speelt zich immers in België af vermits zijn levensgezellin, minderjarige kinderen, ouders en broers en zussen er wonen. De levensgezellin van betrokkene is erkend vluchteling, eveneens afkomstig uit Congo, en kan daarom volgens de RvV onmogelijk met betrokkene naar Congo gaan. Een inreisverbod van acht jaar maakt dat de minderjarige kinderen van betrokkene al die tijd de aanwezigheid van hun vader moeten missen.
  • Volgens de RvV kan een inreisverbod een moeilijk te herstellen ernstig nadeel berokkenen. Het inreisverbod brengt een breuk in de familierelaties van betrokkene teweeg.

Het inreisverbod was volgens de RvV onvoldoende gemotiveerd in het licht van artikel 8 EVRM:

  • De motivering van het inreisverbod liet volgens de RvV niet toe om na te gaan of DVZ bij de bepaling van de duur van het inreisverbod alle elementen m.b.t. het privé- en familieleven eigen aan het geval in rekening heeft gebracht.

Het inreisverbod werd bijgevolg vernietigd.