RvV veroordeelt DVZ tot aflevering humanitair visum aan Palestijn met epilepsie

Op 25 mei 2016 vernietigde de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in arrest nr. 168.363 een weigering van een humanitair visum en veroordeelde de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) bovendien tot aflevering van een visum als voorlopige maatregel bij uiterst dringende noodzakelijkheid.

De vader van de betrokkene werd in 2014 in België erkend als vluchteling. De minderjarige broers en zussen en de stiefmoeder van de betrokkene kregen een visum lang verblijf op basis van gezinshereniging met de vader. Voor de betrokkene werd dit door DVZ geweigerd op grond van zijn meerderjarigheid. Hierop vroeg hij een humanitair visum aan, dat ook geweigerd werd. De advocaat van de betrokkene tekende beroep aan bij uiterst dringende noodzakelijkheid tegen deze weigering en vroeg de RvV de aflevering van een visum als voorlopige maatregel bij uiterst dringende noodzakelijkheid.

De RvV besloot dat aan de drie cumulatieve voorwaarden voor een beroep in uiterst dringende noodzakelijkheid voldaan was. Hierbij hield de RvV rekening met de gezondheidstoestand van verzoeker, die aan een ernstige vorm van epilepsie lijdt, de toegang tot de nodige zorgen en medicatie in Gaza en de algemene humanitaire situatie in Gaza.