Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 60.783 - 29-04-2011

Samenvatting

In casu heeft de verwerende partij, gebruik makend van haar ruime discretioniaire bevoegdheid, geoordeeld dat om een aanvraag om machtiging tot verblijf toe te kennen, het maandelijks In totaliteit te verdienen bedrag dat wordt uitgekeerd door de werkgever (of werkgevers tezamen) aan de aanvrager die zich beroept op het criterium 2.8.8 in zijn totaliteit niet lager mag zijn dan het equivalent van het wettelijk minimumloon dat voormelde CAO voorziet, ongeacht of verzoeker deeltijds werkt of voltijds. Uit de bewoordingen van de Instructie en het vademecum kan niet afgeleid worden dat de verwerende partij er zich toe verbindt voormelde CAO zonder meer In zijn geheel toe te passen. Uit de bewoording 'equivalent aan', volgens het woordenboek Van Dale 'iets dat dezelfde waarde heeft als iets anders" hetzij 'gelijkwaardig aan', blijkt enkel dat het minimumloon in de zin van de totale bezoldiging per maand niet lager mag zijn dan het equivalent van het minimumloon voorzien In voormelde CAO, in casu niet lager dan het bedrag van 1387,49 euro per maand. Deze redenering vindt steun doordat in het