Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 119.324 - 21-02-2014

Samenvatting

Uit de bestreden beslissing blijkt dat de gemachtigde het bedrag van 120% van het leefloon heeft gehanteerd als een minimumbedrag waaronder gezinshereniging niet mogelijk is. De Raad bemerkt voorts geen aanwijzingen in het administratief dossier of in de bestreden beslissing dat de- gemachtigde, na vaststelling dat de voorgelegde bestaansmiddelen niet voldoen aan het bedrag van 120% van het leefloon, is overgegaan tot een concreet onderzoek. van de situatie van verzoeker. Een behoefteanalyse blijkt niet. Uit de duidelijke bepaling van artikel 42, § 1, tweede lid Vw. volgt dat de gemachtigde gehouden is een onderzoek te voeren naar de eigen en specifieke behoeften van verzoekers, indien de bestaansmiddelen die zijn bijgebracht niet voldoende zijn aangetoond in toepassing van artikel 40ter Vw. 
Indien de gemachtigde niet bekend is met de eigen en specifieke behoeften van verzoeker, Belgische partner en kinderen, dan voorziet artikel 42, § 1, tweede lid Vw. dat de gemachtigde hiervoor alle bescheiden en inlichtingen die voor het bepalen van de bestaansmiddelen die zij nodig hebben om te voorkomen dat ze ten laste vallen van de openbare overheden, kan doen overleggen door de betrokken vreemdeling. De Raad stelt vast dat uit het administratief dossier niet blijkt dat de gemachtigde gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om inlichtingen in deze zin te vragen. Nochtans geeft verzoeker in zijn verzoekschrift concrete elementen aan die bij deze concrete behoefteanalyse in rekening hadden kunnen worden genomen. De gemachtigde is derhalve op dit punt in gebreke gebleven om zijn beslissing zorgvuldig voor te bereiden en te baseren op correcte feitenvinding. Het gegeven dat verzoeker niet betwist dat de inkomsten van zijn partner voor de maanden september en oktober 2011 niet meer toereikend waren, kan dit zorgvuldigheidsgebrek niet herstellen.