Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 121.015 - 20-03-2014

Samenvatting

Gelet op bovenstaande blijkt dus dat artikel 3.1 van het VN Kinderrechtenverdrag niet enkel van toepassing is op maatregelen die genomen worden betreffende kinderen. Ook maatregelen die kinderen onrechtstreeks beïnvloeden, vallen onder de werkingssfeer van artikel 3.1 van het Kinderrechtenverdrag. Het is niet betwist dat verweerder inderdaad op de hoogte was van het bestaan van de minderjarige dochter van verzoekster. Verweerder meent dat wel omtrent het gezinsleven zou gemotiveerd zijn in de bestreden beslissing omdat er wordt gesteld dat verzoekster niet aantoont ten laste te zijn van haar dochter. De Raad ziet niet in hoe deze vaststelling kan beschouwd worden als een motivering waaruit blijkt dat rekening werd gehouden met het gezinsleven, laat staan het hoger belang van dit zevenjarig kind. 
Waar verweerder verwijst naar een arrest van de Raad weze het opgemerkt dat de Raad in deze eveneens stelt dat artikel 74/13 van de vreemdelingenwet bescherming biedt aan personen waartegen de verweerder een verwijderingsmaatregel overweegt en die een kind of een gezins- of familieleven  hebben in België of die met grote gezondheidsproblemen kampen. In casu meent de Raad dat verzoekster op afdoende wijze haar feitelijk gezinsleven heeft aangetoond (zie supra), verweerder betwist ook geenszins dat verzoekster samenwoont met haar kind. Bijkomend weze opgemerkt dat de referentie die verweerder geeft niet correct is, het opgegeven arrestnummer dateert van een andere datum en het arrest heeft geen betrekking op een interpretatie van artikel 74/13 van de vreemdelingenwet. Tot slot hebben arresten in een continentale rechtstraditie evenmin een precedentswaarde. Artikel 74/13 van de vreemdelingenwet is geschonden.