Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 112.890 - 25-10-2013

Samenvatting

Het is in de ogen van de Raad absoluut noodzakelijk om een licht te laten schijnen op de context van de uitlevering die werd uitgevoerd met de volgende rechtvaardiging: «Gelet op de onredelijke duur, nu ruim 7 jaar (sic!), van de beroepsprocedure voor de RvV (Franstalige afdeling, X woont nochtans al geruime tijd in Antwerpen), kon o.i. niet verder worden gewacht op een arrest dat naar meer dan alle waarschijnlijkheid uw omstandig en inhoudelijk gemotiveerde weigeringsbeslissing dd. 28.03.2006 niet zal hervormen.» 
Deze uitlevering is uitgevoerd met een flagrant misprijzen voor artikel 33 Vluchtelingenverdrag dat het principe van non-refoulement heiligt. Dit principe is het hart van het beschermingsmechanisme van dit Verdrag. Het principe van non-refoulement zoals vastgelegd in artikel 33(1) Vluchtelingenverdrag is ook van toepassing op personen die in aanmerking komen voor bescherming volgens de criteria van artikel 1 Vluchtelingenverdrag maar die nog niet officieel als vluchteling werden erkend. Dit is bijzonder belangrijk voor asielzoekers. In de mate dat ze erkend kunnen worden als vluchtelingen mogen asielzoekers niet verwijderd of gerepatrieerd worden zolang niet definitief over hun zaak is beslist. In dezelfde zin bepaalt artikel 39/70 Vw. zeer duidelijk dat “Behoudens mits toestemming van betrokkene, kan tijdens de voor het indienen van het beroep vastgestelde termijn en tijdens het onderzoek van dit beroep, ten aanzien van de vreemdeling geen enkele maatregel tot verwijdering van het grondgebied of terugdrijving gedwongen worden uitgevoerd.”