Raad van State - 236.562 - 29-11-2016

Samenvatting

In het bestreden arrest stelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vast dat verzoekster verwijst naar haar relatie met de vader van haar kind Jason, die erkend is als vluchteling. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen merkt vervolgens op dat uit het attest van gezinssamenstelling van 20 oktober 2014, gevoegd bij de voornoemde aanvullende nota van verzoekster, blijkt dat verzoekster niet samenwoont met de vader van haar minderjarig kind zodat in hoofde van deze laatste bezwaarlijk het beginsel van eenheid van familie kan worden ingeroepen. Volgens het bestreden arrest toont verzoekster niet op concrete wijze aan dat zij een risico op vervolging zou lopen, louter omdat zij de moeder is van een kind van de als vluchteling erkende vader van dat kind.            
 
Uit het rechtsplegingsdossier blijkt duidelijk dat verzoekster in haar “aanvullende nota” van 10 februari 2015 het beginsel van eenheid van gezin niet enkel heeft ingeroepen voor wat betreft haar partner en vader van haar minderjarig kind Jason, maar ook ten aanzien van dit kind met wie zij samenwoont. Uit het bestreden arrest blijkt dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen verzoeksters argumentatie dienaangaande enkel heeft onderzocht ten aanzien van de vader van haar kind, maar niet ten aanzien van het kind zelf. Vermits verzoeksters asielaanvraag mede op de eenheid van gezin met haar als vluchteling erkend minderjarig kind was gesteund, vormen de hiervoor aangehaalde motieven van het bestreden arrest geen antwoord op verzoeksters argumentatie die op een aantal stukken was gesteund, waaronder het bewijs dat zij met haar minderjarig kind samenwoonde.
 
Aan het voorgaande wordt geen afbreuk gedaan door het verweer in de memorie van antwoord dat het minderjarige kind Jason niet als vluchteling werd erkend, noch door het bij die memorie gevoegde stuk van 27 juli 2015, waaruit zou blijken dat de vermelding in het door verzoekster voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bijgebrachte attest van 20 oktober 2014 dat de zoon van verzoekster erkend is als vluchteling, “op een administratieve vergissing [berust] die inmiddels werd rechtgezet”. Het stuk van 27 juli 2015 is een nieuw stuk waarvan de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen geen kennis kon hebben op de datum van het bestreden arrest, 27 maart 2015. Als administratieve cassatierechter vermag de Raad van State niet in de beoordeling van de zaak zelf te treden en hij vermag dus geen uitspraak te doen over nieuwe stukken die mogelijks een ander licht op de feiten kunnen werpen. Deze beoordeling komt enkel toe aan de feitenrechter.