Raad van State - 235.582 - 4-08-2016

Samenvatting

De bevestiging van de eerst rechter dat "de mogelijke gevolgen van beslissing tot intrekking van het verblijf op het gezinsleven van X en haar minderjarig kind voortvloeien uit een frauduleus verkregen recht door hun echtgenoot/vader en niet uit de beslissing tot intrekking van het verblijf zelf, die enkel de fraude vaststelt en er rechtsgevolgen aan verbindt, is onbegrijpelijk.
 
De gevolgen van een beslissing volgen noodzakelijkerwijs uit het aannemen van deze beslissing. De inmenging in het privéleven van de verzoekers resulteert uit de beslissing om hun verblijfsrecht in te trekken, los van de vraag of de inmenging geoorloofd is of niet. Ten slotte worden de verklaringen van de verwerende partij met betrekking tot de toepassing van de beginselen Fraus omnia corrumpit en Nemo auditur suam turpitudinem allegans niet geformuleerd in het bestreden arrest.
 
(…)
 
In tegenstelling tot wat de verwerende partij beweert, sluit het principe Fraus omnia corrumpit dat er een beschermingswaardig gezinsleven of privéleven bestaat. Het EHRM stelde reeds dat artikel 8 EVRM en in het bijzonder de proportionaliteitstoets ook van toepassing zijn wanneer fraude is gepleegd voor het verkrijgen van een verblijfsrecht (arrest Nunez t. Noorwegen van 28 juni 2011 en arrest Antwi e.a. t. Noorwegen van 14 februari 2012.)