Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 174.167 - 5-09-2016

Samenvatting

Er dient te worden opgemerkt dat een erkenning op basis van artikel 319 van het Burgerlijk Wetboek als gevolg heeft dat het erkend kind vanaf de erkenning een juridische vader heeft. In casu was dit bij het kind X op 12 november 2013 en bij het kind Y op 17 oktober 2014. De verwerende partij kan niet gevolgd worden waar zij onder verwijzing naar de datum waarop de vader een verblijfsrecht kreeg in België en onder verwijzing naar de geboortedata van de kinderen, de gevolgen van de ene erkenning aanvaardt en de gevolgen van de andere erkenning niet. Beide kinderen werden erkend door de heer H.M., die op het ogenblik van beide erkenningen reeds beschikte over een onbeperkt verblijfsrecht. De verwerende partij erkent in de bestreden beslissing uitdrukkelijk dat het kind X een verblijfsrecht heeft. De verwerende partij kon niet anders dan bijgevolg ook beslissen dat het andere erkende kind, Y, eveneens een verblijfsrecht heeft. Aan de Raad zijn geen wettelijke bepalingen bekend die voorschrijven dat bij de erkenning van een minderjarig kind van nog geen twaalf jaar oud, de geboortedatum van dit minderjarig kind of het aantal jaren na de geboorte waarin de erkenning plaatsvindt, doorslaggevend zijn voor de start van de gevolgen van de erkenning.
 
Bovendien wordt erop gewezen dat de verwerende partij het verblijfsrecht erkent van het kind X, erkend op 12 november 2013. A fortiori moet de verwerende partij dan aannemen dat het later erkend kind, Y, erkend op 17 oktober 2014, ook een verblijfsrecht heeft. De juridische vader heeft volgens de verwerende partij zijn verblijfsrecht gekregen op 9 augustus 2010 en uit de stukken van het administratief dossier blijkt niet dat hij dit inmiddels of gedurende een bepaalde periode zou verloren zijn. In antwoord op de nota kan gesteld worden dat zich in het dossier evenmin een goedgekeurde verblijfsaanvraag bevindt betreffende het kind X. In dat geval werd blijkbaar wel zonder meer aanvaard dat het kind verblijfsrecht had.
 
Indien de verwerende partij zou menen dat het om een schijnerkenning gaat, kan zij gebruik maken van de wettelijke middelen die in dat verband voor haar openstaan.