Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 177.640 - 10-11-2016

Samenvatting

Verzoekster stelt hier ondermeer tegenover dat het getuigt van een gebrek aan zorgvuldigheid om te oordelen dat de behandelings- en opvolgingsmogelijkheden in Senegal beschikbaar zouden zijn door zich te baseren op de website van één privékliniek en een onverifieerbare lijst van geregistreerde geneesmiddelen.
Het zorgvuldigheidsbeginsel legt aan het bestuur de verplichting op haar beslissingen op een zorgvuldige wijze voor te bereiden en te stoelen op een correcte feitenvinding. Het respect voor het zorgvuldigheidsbeginsel houdt derhalve in dat zij bij het nemen van een beslissing moet steunen op alle gegevens van het dossier en op alle daarin vervatte dienstige stukken.
Wat de lijst van beschikbare geneesmiddelen betreft stelt de Raad samen met de verzoekster vast dat de link die door de ambtenaar-geneesheer werd vermeld niet consulteerbaar is. De verwerende partij betoogt dat de lijst zich in het administratief dossier bevindt. Het klopt inderdaad dat het administratief dossier een stuk bevat met een lijst van medicatie. Echter, het stuk is één bladzijde (blz 7 van 15) en bevat geen enkele indicatie van het land waarop deze lijst betrekking zou kunnen hebben. Deze vaststellingen in acht genomen, kan de Raad niet verifiëren of de ambtenaar-geneesheer uit dit stuk terecht heeft kunnen afleiden dat de voor verzoekster noodzakelijke medicatie in Senegal beschikbaar is.
Wat het argument betreft dat slechts wordt verwezen naar de website van 1 privékliniek om aan te tonen dat diabetes kan behandeld en opgevolgd worden in Senegal, repliceert de verwerende partij in haar nota dat niet wordt ontkend dat deze kliniek gespecialiseerd is in endocrinologie en diabetes en dat, zelfs indien zou blijken dat de behandeling niet wijdverspreid is, dit niet impliceert dat ze niet beschikbaar zou zijn.
Bij de beoordeling van de beschikbaarheid van een noodzakelijke behandeling moet het redelijkheidscriterium in acht worden genomen. De verwijzing naar de website van één privékliniek lijkt in casu niet te volstaan, temeer nu verzoekster verder in haar middel erop wijst dat in zijn toegankelijkheidsonderzoek de ambtenaar-geneesheer zich steunt op zeer algemene informatie die niets zegt over de toegankelijkheid van de specifieke zorgen die zij nodig heeft. Inderdaad: uit de informatie waarop de ambtenaar-geneesheer zich steunt blijkt geenszins of de financiële toegankelijkheid zoals door hem geschetst ook geldt voor zorgen die worden verstrekt door privéklinieken zoals deze waarnaar zij verwijst, terwijl redelijkerwijze kan worden aangenomen dat dit niet het geval is.
Weliswaar neemt de Raad kennis van het feit dat de ambtenaar-geneesheer ook heeft verwezen naar het REAB-programma van de IOM, naar het feit dat het onwaarschijnlijk is dat verzoekster in Senegal geen vrienden of familie zou hebben die haar desnoods tijdelijk zou kunnen ondersteunen en naar het feit dat zij niet arbeidsongeschikt is, maar deze elementen kunnen op zich niet volstaan voor het toegankelijkheidsonderzoek, zoals trouwens ook uit het advies zelf blijkt, waarin eerst en vooral de algemene situatie wordt geschetst in het licht van de niveaus van gezondheidszorgen en de gratis medische zorgen voor behoeftigen. De ambtenaar-geneesheer geeft hiermee immers onmiskenbaar aan dat hij uitgaat van een zekere complementariteit tussen de financiële draagkracht van verzoekster en de wijze waarop zij in haar land van herkomst zou kunnen terugvallen op enige tussenkomst vanwege de overheid of via een verzekeringssysteem. Een en ander klemt des te meer nu verzoekster lijdt aan diabetes, hetgeen een permanente behandeling behoeft.
Een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel in het licht van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet bij de totstandkoming van het advies van de ambtenaar-geneesheer is aannemelijk gemaakt. De bestreden beslissing die, zoals reeds gesteld werd, volledig aan dat advies is opgehangen, is derhalve met hetzelfde gebrek behept. De argumenten van de verwerende partij doen aan het voorgaande geen afbreuk. Haar verwijzing, overigens, naar de rechtspraak van het EHRM aangaande artikel 3 van het EVRM, is niet dienstig, nu volgens vaste rechtspraak van zowel de Raad van State als de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, het toepassingsgebied van de gehanteerde bepaling, met name artikel 9ter van de Vreemdelingenwet, ruimer is.