Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 174.800 - 19-09-2016

Samenvatting

Er dient vervolgens te worden aangegeven dat het loutere feit dat de verschillende mensen een verklaring op eer afleggen, niet impliceert dat zonder meer kan worden gesteld dat deze stukken geen enkele bewijswaarde hebben. Ook al erkent de Raad dat de bewijswaarde van een verklaring op eer normaliter gering is, nu dit doorgaans inderdaad moeilijk op de feitelijkheid en waarachtigheid kan getoetst worden, moet in casu worden vastgesteld dat het schrijven, dat werd voorgelegd, niet afkomstig is van om het even welke welwillende derde die op vraag iets vaags heeft neergepend, doch dat in deze onbetwist is dat het schrijven afkomstig is van de biologische moeder van de kinderen, die uitdrukkelijk schrijft dat de verzoekende partij haar kinderen zo vaak als mogelijk bezoekt en zo goed als mogelijk zorg voor hen draagt. De overige verklaringen werden gedaan door de directeur van de school van de oudste zoon van de verzoekende partij, het revalidatiecentrum en de dokter. Dit betreffen ook geen welwillende derden, maar personen die ten gevolge van hun functie in contact zijn met de verzoekende partij en haar kinderen. De motieven van de bestreden beslissing komen in casu kennelijk onredelijk over nu de Dienst Vreemdelingenzaken in het bezit is van de contactgegevens van de directeur, het revalidatiecentrum en de dokter, zoals de verzoekende partij opmerkt, een toetsing perfect mogelijk is.
 
Ook is de verwerende partij in het bezit van de contactgegevens van de biologische moeder van de kinderen, de ex-partner van de verzoekende partij. Er blijkt immers niet dat de inhoud van deze brieven – waarin onder andere wordt uiteengezet dat de verzoekende partij regelmatig contact heeft met haar kinderen, dat de verzoekende partij haar best doet om te zorgen voor de kinderen, haar zoon regelmatig naar school brengt en een goede verstandhouding vertoont – geen correcte weergave van de werkelijkheid is. Dit temeer omdat deze verklaringen niet los kunnen worden gezien van de geldstortingen die de verzoekende partij heeft gedaan, waaruit blijkt dat – ondanks de beperkte bedragen van de stortingen – de verzoekende partij haar verantwoordelijkheid als een ouder probeert op te nemen. Voorts blijkt niet uit het administratief dossier dat de verwerende partij enige poging tot controle van de waarachtigheid van de feiten heeft verricht. De verwerende partij kan, indien zij meent dat er aanwijzingen zijn dat valse verklaringen werden afgelegd, tevens een buurtonderzoek laten doorvoeren om na te gaan of de verzoekende partij effectieve banden onderhoudt met de kinderen.