Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 181.016 - 20-01-2017

Samenvatting

Een van de kernpunten van het betoog van de verzoekende partij is dat de verwerende partij heeft nagelaten om de behandelingsmogelijkheden bij een eventuele terugkeer naar haar land van herkomst te onderzoeken. Verzoekende partij stipt aan dat moet worden onderzocht of een behandeling aanwezig en toegankelijk is maar dat de verwerende partij op deze vragen helemaal geen antwoord heeft gegeven en ze zelfs niet heeft bestudeerd, zodat de beslissing niet naar behoren gemotiveerd en niet op zorgvuldige wijze werd genomen.
 
De Raad herinnert eraan dat in het kader van een verblijfsaanvraag in toepassing van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet moet worden onderzocht of er een gepaste en voldoende toegankelijke behandeling bestaat in het land van oorsprong en dat dit onderzoek geval per geval, rekening houdend met de individuele situatie van de aanvrager, dient te gebeuren (Parl.St. Kamer, 2005-2006, doc. nr. 51-2478/01, 35 en doc. nr. 51-2478/08, 9)
 
Uit de medische stukken die zich in het administratief dossier bevinden, blijkt dat de behandelende artsen van verzoekende partij hebben aangegeven dat zij regelmatig dient te worden opgevolgd door onder meer een oncoloog in verband met het “maligne melanoom” dat in 2005 werd vastgesteld en weggehaald. In het medisch getuigschrift van 26 augustus 2010, opgesteld door de huisarts van verzoekende partij, wordt aangegeven dat “Regelmatige opvolging door HA, oncoloog en psychiater noodzakelijk” is. Diezelfde huisarts geeft in haar “medisch attest” van 15 december 2010 wederom aan dat een nauwkeurige opvolging door een specialist-oncoloog noodzakelijk is. Er wordt verder gesteld dat de volgende noodzakelijke consultaties bij de behandelend oncoloog van verzoekende partij werden gepland op 31 december 2010 en 6 januari 2011. In het medisch getuigschrift van 23 juni 2011, dat werd opgesteld door de behandelend oncoloog van verzoekende partij, wordt vermeld dat de verzoekende partij een “levenslange (10 jaar) opvolging” behoeft omwille van het “Maligne melanoom van 2005”. Hierin wordt tevens aangegeven dat de verzoekende partij in de periode van 9 tot 11 juni 2011 opnieuw werd onderzocht/gehospitaliseerd in verband met een “Vermoeden recidief Maligne Melanoom vh litteken”. Uit het algemeen periodiek onderzoek (APO) blijkt dat er geen sprake is van een recidief. In het verslag van 6 juli 2011 opgesteld door een arts-specialist binnen het departement Oncologische heelkunde van het Universitair Ziekenhuis te Leuven, wordt aangegeven dat een volgende afspraak werd gepland op 22 augustus 2011 in het kader van een nieuwe evaluatie van de medische toestand van de verzoekende partij.
 
Uit de medische documenten die door verzoekende partij werden voorgelegd, blijkt derhalve dat een levenslange (“10 jaar”) periodieke opvolging van haar medische situatie door een oncoloog noodzakelijk wordt geacht, dit omwille van de kans op recidive van het in 2005 vastgestelde kwaadaardig gezwel. Uit de medische attesten en verslagen die zich in het administratief dossier bevinden, blijkt eveneens dat deze medische opvolging door een oncoloog, en de daaraan gekoppelde gespecialiseerde medische onderzoeken in het geval van een vermoeden van een recidief, op regelmatige (driemaandelijkse) basis hebben plaatsgevonden in België in de periode september 2010-augustus 2011.
 
Uit het medisch advies dat werd opgesteld door de ambtenaar-geneesheer, blijkt dat de medische aandoening van verzoekende partij niet wordt betwist. Hoewel in dit advies wordt aangegeven dat de verzoekende partij “geen behandeling” meer krijgt gezien “het probleem in remissie is”, nu het melanoom succesvol werd behandeld en uit een onderzoek verricht in 2011 blijkt dat er geen tekenen van recidief zijn, wordt in ditzelfde advies echter niet betwist dat een verdere gespecialiseerde medische opvolging noodzakelijk is, daar hierin wordt gesteld: “Aangezien de diagnose gesteld werd in 2005 in Oekraïne en aldaar ook heelkundig en medicamenteus behandeld is kan de betrokkene daar perfect opgevolgd worden door zijn behandelend oncoloog die op de hoogte is van het medische probleem van de betrokkene.”
 
De Raad stelt evenwel samen met de verzoekende partij vast dat de ambtenaar-geneesheer in zijn advies niet is nagegaan of deze noodzakelijk geachte regelmatige gespecialiseerde opvolging beschikbaar is in Oekraïne. Evenmin werd een specifiek onderzoek verricht naar de toegankelijkheid van de voorgeschreven gespecialiseerde opvolging in het land van herkomst.
 
De ambtenaar-geneesheer beperkt zich tot de vaststelling dat verzoekende partij in het verleden in haar land van herkomst een heelkundige en medicamenteuze behandeling heeft verkregen in verband met het vastgestelde maligne melanoom, maar deze enkele vaststelling kan niet worden beschouwd als een concreet en afdoende onderzoek naar beschikbaarheid en toegankelijkheid van de benodigde gespecialiseerde opvolging in het land van herkomst. Zulke vaststelling met betrekking tot een behandeling in het verleden, volstaat op zich niet om daaruit af te leiden dat verzoekende partij heden bij terugkeer naar haar land van herkomst op voldoende wijze toegang zal hebben tot de in casu noodzakelijk geachte gespecialiseerde opvolging van haar aandoening. In dit kader merkt de Raad op dat in het voorgelegde verslag van 6 juli 2011 in de medische voorgeschiedenis wordt weergegeven dat verzoekende partij in Oekraïne adjuvante radiotherapie werd aangeraden maar deze niet werd uitgevoerd omdat zij deze niet kon betalen.
 
Zoals eerder gesteld, komt het de Raad niet toe zijn beoordeling in de plaats te stellen van deze van de administratieve overheid. De beoordeling van de mogelijkheden van en van de toegankelijkheid tot behandeling in het land van herkomst, komt enkel de ambtenaar-geneesheer toe, zoals wordt bepaald in artikel 9ter, §1, vijfde lid van de Vreemdelingenwet. De ambtenaar-geneesheer heeft echter nagelaten, zoals in het verzoekschrift terecht wordt aangehaald, een concreet en specifiek onderzoek naar de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de benodigde gespecialiseerde medische opvolging te verrichten.
 
De ambtenaar-geneesheer besluit niettemin: “Tevens blijkt uit de beschikbare medische gegevens dat er geen sprake is van een aandoening die een reëel risico inhoudt voor het leven of de fysieke integriteit van betrokkene, noch een aandoening die een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen behandeling is in het land van herkomst of het land waar hij verblijft.”