Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 183.009 - 27-02-2017

Samenvatting

Nergens in de Terugkeerrichtlijn is bepaald dat wanneer een vreemdeling het voorwerp uitmaakt van een terugkeerbesluit en nadien een verblijfsrecht verkrijgt dat conform de wetgeving van de lidstaten slechts tijdelijk van aard is, dit terugkeerbesluit desalniettemin dient te blijven gehandhaafd en er slechts sprake is van opschorting van de uitvoering ervan. In het Terugkeerhandboek1 voor gebruik door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij het uitvoeren van terugkeergerelateerde taken is voorts nog bepaald in het kader van het bovenvermeld artikel 3 van de Terugkeerrichtlijn: “Onder deze zeer ruime definitie vallen alle onderdanen van een derde land die niet legaal in een lidstaat verblijven. Onderdanen van een derde land die zich fysiek op het grondgebied van een EU-lidstaat bevinden, verblijven hier legaal of illegaal. Een andere mogelijkheid is er niet.” Het houdt in dat er geen tussenpositie mogelijk is waarop de verwerende partij lijkt te alluderen, met name van een vreemdeling die illegaal verblijft, maar tijdelijk niet als dusdanig kan worden beschouwd en dus niet verwijderbaar is.
 
Middels de impliciete intrekking van een bevel om het grondgebied te verlaten in geval van een attest van immatriculatie dat wordt uitgereikt op grond van een opgestarte vestigingsprocedure, wordt een evenwicht bereikt tussen enerzijds de rechtszekerheid voor verzoekster en anderzijds de vrijwaring van de rechten van verweerder om een efficiënt terugkeerbeleid te kunnen voeren. Verzoekster weet eenduidig en duidelijk dat zij het land niet dient te verlaten tijdens de behandeling van de vestigings-aanvraag, is duidelijk beschermd tegen een gedwongen tenuitvoerlegging van het bevel om het grondgebied te verlaten en heeft tevens de zekerheid dat het bevel ingevolge een latere afwijzing van de vestigingsaanvraag niet zal worden aangewend om een inreisverbod op te enten. De rechten van verweerder worden tevens gevrijwaard. Niets verhindert verweerder om opnieuw een bevel om het grondgebied te verlaten te betekenen indien de vestigingsaanvraag negatief wordt afgesloten en er geen verblijf kan worden toegekend omwille van een andere rechtsgrond. Met de vaststelling dat het bevel om het grondgebied te verlaten als impliciet ingetrokken dient te worden beschouwd, wordt ten slotte geen uitspraak gedaan over de vraag of dit op het ogenblik dat het gegeven werd rechtsgeldig was of niet.