Rechtbank van eerste aanleg Brussel - 07/518/C - 24-05-2007

Samenvatting

Doordat de Belgische staat de beslissing nam de regularisatieaanvraag die verzoekers op 19 april 2003 indienden, te behandelen, is de vordering in kort geding, die strekte tot de aflevering van een voorlopige verblijfsvergunning tijdens de periode van de behandeling van de regularisatieaanvraag, zonder voorwerp geworden. Prima facie lijkt het dat de procedure in kort geding die verzoekers opgestart hebben, de Belgische staat ertoe heeft aangezet de regularisatieaanvraag met meer spoed te behandelen dan in het geval er geen kort gedingprocedure geweest was. Hoewel er in dit dossier geen sprake is van een in het ongelijk gestelde partij, zoals omschreven in artikel 1017 Ger.W. wordt geoordeeld dat het de Belgische staat toekomt de kosten te betalen, aangezien de opgestarte procedure heeft geleid tot de beslissing van 22 maart en dus nuttig gebleken is.