In het kort

Er bestaat geen EU-verordening of -richtlijn over afstamming, dus is alleen het Wetboek IPR relevant om te bepalen welk recht van toepassing is op afstamming, inclusief erkenning. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het toepasselijk recht om enerzijds de grondvoorwaarden en anderzijds de vormvoorwaarden voor een erkenning te bepalen. Alleen als er geen vader of meemoeder aangeduid werd door een wettelijk vermoeden of als dat vermoeden weerlegd werd, kan je als vader of meemoeder je kind erkennen. In België gebeurt dat bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. In het geval van een afstammingsconflict, waarbij 2 personen juridisch aanspraken maken op de titel van vader of meemoeder, voorziet het Wetboek IPR in een oplossing. 

Eerst: is er een wettelijk vermoeden van vaderschap of meemoederschap?

Je kan alleen een kind erkennen als er geen wettelijk vermoeden van vaderschap of meemoederschap is of als dat vermoeden weerlegd werd. Een vermoeden van vaderschap of meemoederschap betekent dat de wet iemand automatisch als vader of meemoeder beschouwt. In veel landen geldt het vermoeden dat de echtgenoot van de moeder de vader van haar kind is. Voorlopig kennen slechts weinig landen een vermoeden van meemoederschap. In België is er sinds 1 januari 2015 een vermoeden van meemoederschap. Als het vermoeden niet overeenstemt met de biologische werkelijkheid, dan bepaalt de wet hoe je dat vermoeden kan weerleggen. 

Elk land kan een eigen invulling geven aan het vermoeden van vaderschap  of meemoederschap. Sommige rechtssystemen bepalen bijvoorbeeld dat het vermoeden pas geldt wanneer het kind ten vroegste 6 maanden na het sluiten van het huwelijk wordt geboren. In andere landen geldt het vermoeden onmiddellijk na het huwelijk. Ook de beëindiging van het vermoeden kan verschillen. In sommige rechtssystemen vervalt het vermoeden bij de feitelijke scheiding van de echtgenoten, in andere pas bij de echtscheiding. Omwille van die verschillen is het belangrijk te weten welk recht moet worden toegepast.

Als er een wettelijk vermoeden geldt, dan kan je dat betwisten via een procedure, eventueel voor de Belgische rechter als die bevoegd is. 

Toepasselijk recht grondvoorwaarden

De grondvoorwaarden zijn de voorwaarden die vervuld moeten zijn om een kind te kunnen erkennen of om een afstammingsprocedure bij de rechter te kunnen opstarten.

Het recht dat van toepassing is op de grondvoorwaarden bepaalt:

  • wie een kind kan erkennen of een procedure over afstamming kan opstarten bij de rechter 
  • hoe en door wie de afstammingsband moet worden bewezen 
  • wat de voorwaarden zijn voor, en gevolgen zijn van bezit van staat
    • ‘Bezit van staat’ wil zeggen dat iemand zich gedraagt naar een bepaalde situatie omdat die ervan overtuigd is dat die situatie correct is, ongeacht of die situatie ook juridisch klopt. Als je je bijvoorbeeld gedurende lange tijd gedraagt als het kind van een bepaalde man omdat je ervan overtuigd bent dat hij je vader is, dan heb je bezit van staat, ongeacht of die man juridisch je vader is of niet. 
  • binnen welke termijn een bepaalde handeling met betrekking tot afstamming moet worden gesteld
  • wie toestemming moet geven voor de erkenning van een kind

(Artikel 63 Wetboek IPR)

Algemene regel

De grondvoorwaarden worden bepaald door het recht van het land van de (vermoede) vader of meemoeder. De beoordeling gebeurt op het moment van de geboorte van het kind of op het moment van de vrijwillige handeling waarmee de afstamming komt vast te staan. In het geval van een erkenning wordt dus gekeken naar de nationaliteit van de vader of de meemoeder op het moment van erkenning. (artikel 62 Wetboek IPR)

Als bijvoorbeeld de echtgenoot van een Belgische moeder op het moment van de geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft, dan bepaalt het Nederlandse recht of de voorwaarden voor het vaderschapsvermoeden vervuld zijn. Dat is het recht van de nationaliteit van de persoon die vermoed wordt de vader te zijn.

Uitzonderingen

Op de algemene regel bestaat een belangrijke uitzondering. Het Wetboek IPR voorziet dat wanneer het toepasselijk recht geen toestemmingvan het kind vereist, het recht van de gewone verblijfplaats van het kind de toestemming beheerst. Op die manier vergroot het Wetboek IPR het aantal gevallen waarin het kind toestemming moet geven. Er wordt zo ook aandacht besteed aan het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.

Daarnaast bestaan er nog 3 algemene uitzonderingen:

  • Wanneer het toepasselijke recht strijdig is met de openbare orde (artikel 21 Wetboek IPR), kan het niet worden toegepast voor het bepalen van de afstamming. Zo kan het zijn dat het toepasselijk buitenlands recht de erkenning van een kind buiten het huwelijk niet toestaat. Zo'n bepaling is strijdig met de Belgische openbare orde omdat het belang van het kind geschonden wordt. De bepaling zal genegeerd worden en de erkenning zal volgens het Belgisch recht gebeuren. 
  • De uitzonderingsclausule (artikel 19 Wetboek IPR) kan ook worden gebruikt in het geval van afstamming. Het is mogelijk dat het land van het toepasselijke recht een zeer zwakke band heeft met de afstammingszaak, terwijl het recht van een andere staat er zeer nauw mee verbonden is. In zo'n geval wordt het recht van het land dat een nauwere band heeft toegepast. Die regel wordt wel met veel omzichtigheid en slechts in uitzonderlijke gevallen toegepast.
  • Artikel 20 Wetboek IPR bepaalt dat de verwijzing naar het nationale recht van de erkenner onder voorbehoud is van de bepaling in artikel 330/1 Burgerlijk Wetboek. Dat artikel verbiedt schijnerkenningen en luidt als volgt: "Er is, in geval van aangifte van erkenning, geen afstammingsband tussen het kind en de erkenner wanneer uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van de erkenner, kennelijk enkel gericht is op het voor zichzelf, voor het kind of voor de persoon die zijn voorafgaande toestemming moet geven, bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat verbonden is aan de vaststelling van de afstammingsband." 

Belgisch recht: toestemming van de moeder

Het is belangrijk te vermelden dat als een erkenning volgens het Belgisch recht plaatsvindt, de moeder toestemming moet geven. Wanneer de moeder bijvoorbeeld in het buitenland verblijft, kan zij haar toestemming geven via een authentieke volmacht. De authentieke volmacht kan worden opgemaakt door:

  • een notaris
  • de ambtenaar van de burgerlijke stand die de erkenningsakte opmaakt
  • de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats of verblijfplaats van de persoon die de toestemming geeft

 

Toepasselijk recht vormvoorwaarden

De vormvoorwaarden welke procedure en welke vormvereisten vervuld moeten zijn voor een geldige erkenning.

Het recht dat van toepassing is op de vormvoorwaarden bepaalt onder andere:

  • bij welke autoriteit een betwisting van vaderschap moet worden gedaan
  • bij welke autoriteit de erkenning van een kind moet gebeuren 
  • of de erkenning gebeurt in een aparte erkenningsakte of in de geboorteakte

Voor de erkenning van een kind bij een Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand geeft artikel 64 Wetboek IPR 2 mogelijkheden:

  • de vormvoorwaarden toepassen van het recht van het land waarvan de persoon die het kind wil erkennen de nationaliteit heeft
  • de vormvoorwaarden toepassen van het recht van het land waar de erkenning plaatsvindt

De omzendbrief bij het Wetboek IPR preciseert dat een erkenningsakte in België altijd volgens de Belgische vormvoorwaarden zal worden opgemaakt.

Voor de andere afstammingsprocedures, bijvoorbeeld de betwisting van het vaderschap, wordt het recht dat van toepassing is op de vormvoorwaarden niet expliciet opgenomen in het Wetboek IPR. De algemene regel is dan dat de vormvoorwaarden van de plaats waar de procedure plaatsvindt, worden toegepast. Dat betekent dat bij de procedures in België, de vormvoorwaarden van het Belgische recht gelden. 

Afstammingsconflict

Een afstammingsconflict is een conflict waarbij 2 mensen juridisch gezien aanspraak maken op de titel van vader of meemoeder. Hoewel afstammingsconflicten niet veel voorkomen in de praktijk, voorziet het Wetboek IPR een regel om het conflict op te lossen.

Het Wetboek IPR duidt het nationale recht van de (vermeende) vader of meemoeder aan als toepasselijk recht. Soms kan het gebeuren dat verschillende personen aanspraak maken op de afstammingsband: de ene via het wettelijke vermoeden, de andere via de erkenning. 

Bijvoorbeeld: Het vermoeden van vaderschap vervalt in het ene rechtssysteem bij feitelijke scheiding en in het andere pas op het moment dat de echtscheiding uitgesproken wordt door de rechter. Een man zou in dat geval in het buitenland een kind kunnen erkennen omdat er volgens het recht daar geen vaderschapsvermoeden meer is, terwijl de moeder nog getrouwd is met een andere man en die man volgens het vaderschapsvermoeden van een ander rechtssysteem de vader is. Er bestaan dan 2 vaders, en dus is er een afstammingsconflict.

Als er sprake is van een wettelijk vermoeden en een erkenning, bepaalt het recht dat de afstammingsband via het wettelijk vermoeden vaststelt wat de gevolgen zijn van de erkenning. Met andere woorden: doet de erkenning het wettelijk vermoeden vervallen of niet? 

In het nog minder waarschijnlijke geval dat er 2 afstammingen via het wettelijk vermoeden bestaan, wordt het recht toegepast van de staat waarmee het geval de nauwste banden heeft.

De relatie tussen afstamming, nationaliteit en naam

De afstammingsband tussen een vader en zijn kind wordt bepaald door het recht van de nationaliteit van de vader. De naam van het kind wordt daarentegen bepaald door het recht van de nationaliteit van het kind. Dat betekent concreet dat je de nationaliteit van het kind moet kennen voor je de naam kan bepalen. En omdat de nationaliteit van het kind meestal samenhangt met de afstamming, moet je eerst de afstamming vaststellen. Die 3 gegevens zijn dus nauw met elkaar verbonden.

Omdat de vragen van afstamming, naam en nationaliteit zich vaak op hetzelfde moment voordoen (en die 3 gegevens allemaal in het bevolkingsregister worden opgenomen), stellen we de volgende 3-stappenredenering voor:

  • Wie is de moeder? Wie is de vader of de meemoeder? 
    Dat wordt bepaald door het recht van de nationaliteit van de moeder en de vader of de meemoeder.
  • Krijgt het kind de nationaliteit van de moeder en/of de vader of meemoeder?
    Dat wordt bepaald door het nationaliteitsrecht van de betrokken landen.
  • Wat is de naam van het kind?
    Dat wordt bepaald volgens het recht van de nationaliteit van het kind.

Meer info

Wetgeving